Hard, maar met humor

In JIHAD, een rake voorstelling over radicalisering, kruipen acteurs Faissel Asserti, Fahd Larhzaoui en Mamoun Elyounoussi in de huid van drie vrienden uit Almere – een hardliner, een meeloper en een twijfelaar – die naar Syrië willen om zich aan te sluiten bij de gewapende strijd tegen ‘ongelovigen’. Dan blijkt de werkelijkheid verre van een spelletje. Een belangrijke voorstelling, actueler dan ons lief is.

Woede
Vijf jaar geleden had bijna niemand er nog van gehoord: Nederlandse Syriëgangers. Het fenomeen van geradicaliseerde jongeren die zich aansloten bij de gewapende strijd in Syrië, leek voorbehouden aan het buitenland (Frankrijk, België). Inmiddels kent ook Nederland zijn eigen jihadreizigers. En de aantallen, voor zover geregistreerd, liegen er niet om. Ze bestaan en ze gaan. En soms keren ze terug. Met bekende en onbekende gevolgen.

Wat gaat er om in de hoofden van jongeren die radicaliseren? Wat maakt dat ze het relatief veilige Almere, Delft, Zoetermeer of Den Haag verruilen voor een gevaarlijke deelname aan een complexe oorlog in het Midden-Oosten?

De theatervoorstelling JIHAD besteedt grondig aandacht aan de motieven, de dromen, de frustraties en de angsten van Syriëgangers Ben, Ismaël en Reda. Het relaas is hard en eerlijk, maar ook geestig en gevat. Zo maken ze grappen over het stopwoordje ‘Insha’Allah’ (‘Als God het wil’), dat één van de drie gebruikt om ergens onderuit te komen en God de schuld te geven. Acteurs Faissel Asserti (Vechtershart), Fahd Larhzaoui (Huisje Boompje Beestje, Schijn) en Mamoun Elyounoussi (Polleke, Coach, Sesamstraat) nemen het publiek mee in de afwegingen en het jargon van radicaliserende jongeren. Ze laten zien waartoe woede over gemiste kansen kan leiden, hoe manipulatieve krachten werken en waar kansen liggen om de afkeer van de westerse maatschappij te stoppen.

De oorspronkelijke tekst is van de Belgische schrijver/acteur Ismael Saidi. Deze Franstalige Belg schreef in 2014 op basis van eigen ervaringen – hij werd zelf ook geronseld – een Franstalig toneelstuk dat door het ministerie van Onderwijs en Cultuur in Wallonië en Brussel werd opgenomen in een preventieplan tegen radicalisering. De regie van deze naar de Nederlandse situatie vertaalde en bewerkte tekst is van de Bosnisch-Kroatische Daria Bukvić, die doorbrak met Nobody Home, een kritisch en hilarisch stuk over het Nederlandse vluchtelingenbeleid. In de Nederlandse bewerking komen de jongens niet uit Molenbeek maar uit Almere. Ook is de theatertekst aangescherpt. De voorstelling wordt geproduceerd door Theater De Meervaart in Amsterdam en Senf Theaterpartners.

Winst
Volgens Bukvić is dit het juiste moment om een dergelijk stuk te maken. Doel is jongeren met elkaar in gesprek te laten gaan over radicalisering en jihadisme. “Je eigen verstand gebruiken en niet bezwijken voor groepsdruk zijn belangrijke thema’s.” De acteurs zijn zich erg bewust van de gevoeligheid van het onderwerp, maar roemen de genuanceerdheid van het stuk: “Je krijgt begrip voor hun woede. Je gaat snappen hoe sluw de radicalisering op de schouders tikt bij de jongeren.’’

Het stuk is geschreven in een voor jongeren herkenbare taal en verplaatst zich in de belevingswereld van jongeren die weliswaar in Nederland geboren zijn, maar zich door hun afkomst buitengesloten voelen door de maatschappij waar ze bij zouden moeten horen. Elyounoussi speelt de naïeve jonge hond die er bij wil horen, de meeloper die denkt in een levensechte computergame terecht te komen. Larhzaoui speelt leider Ben, de meest fanatieke moslim van de drie die uiteindelijk toch de Koran minder goed lijkt te kennen dan hij beweert. En Asserti vertolkt de twijfelaar Ismaël; die is ook boos en gefrustreerd, maar vraagt zich toch voortdurend af of ze hier wel goed aan doen. 

Asserti: ‘Ik ben zelf nog maar tweeëntwintig en ik zie genoeg jongeren om mij heen die in een dubbele wereld leven. Een leven waar ze geen liefde krijgen, maar gezien worden als een ‘’kakkerlak’’. Ik hoor dat vaak genoeg; ‘’Maar Faissel ik ben toch al een ‘’kakkerlak’’ dus laat mij dat maar ook gewoon zijn..” Het radicaliseren is dan voor sommigen iets om aan vast te klampen, zodat ze zich gehoord voelen. ‘

Larhzaoui: ‘Het gaat vaak over jongeren die tussen wal en schip vallen. Ze ervaren hun maatschappelijke positie als uitzichtloos omdat ze keer op keer al zijn afgewezen vanwege hun afkomst; en aangezien hun bestaansrecht volgens deze jongeren in Nederland niet wordt erkend zijn ze vatbaar voor extreme ideeën die zich richten tegen de normen en waarden van het land en biedt een radicale ideologie meer standvastigheid.’ 

Volgens hen is de voorstelling ook bij uitstek geschikt voor professionals die radicalisering onder jongeren proberen te voorkomen, zoals straatcoaches, maatschappelijk werkers, politieagenten, jeugdzorgmedewerkers, juristen en religieus betrokkenen. Uit eerdere uit de hand gelopen situaties blijkt regelmatig dat organisaties vaak wel op de hoogte zijn van radicaliseringsprocessen onder jongeren maar niet weten hoe en wanneer gezamenlijk in te grijpen.

BEN: “Jouw geloof is zwak.”

ISMAEL: “Ja, mijn geloof is zwak. Daarom ga ik mijn broeders in Syrië versterken in de heilige strijd. Omdat mijn geloof zwak is. Weet je wat zwak is? Mijn ING banksaldo. Hoe denk jij dat wij aan tickets komen als we geen doekoe hebben?”

BEN: “Komt goed, man.”

Interview | Tekst: Annette Embrecht | Foto: Dim Balsem